B
BASISRUST
Basisrust is voor iemand met autisme één van de voorwaarden om te kunnen functioneren (nadenken, handelen, etc.)
In de ‘Autisme Centraal Methodiek’ is het bieden van basisrust een belangrijk element.
Deze methodiek wordt omschreven aan de hand van de eerste zes letters van het alfabet:
Autistisch denken begrijpen
Basisrust bieden
Concrete communicatie gebruiken
Dubbelspoor (op een dubbelspoor werken: aanpassen en aanleren)
Eigenheid respecteren
Functionaliteit garanderen
Basisrust kan onder andere geboden worden door een rustige (prikkelarme) omgeving te creëren, door (een gevoel van) veiligheid te bieden en door te investeren in het opbouwen van vertrouwen.
Klik HIER voor meer informatie over ‘Autisme Centraal’ en hun methodiek.
BERCKELAER-ONNES (Ina van Berckelaer-Onnes)
Ina van Berckelaer-Onnes was van 1991 tot juni 2007 hoogleraar orthopedagogiek aan de Universiteit Leiden.
Ze studeerde klinische en orthopedagogiek aan de Universiteit te Leiden en promoveerde in 1979 in Utrecht op het proefschrift 'Vroegkinderlijk autisme: een opvoedingsprobleem'.
Na haar afstuderen in 1967 werd ze medewerker bij de afdeling orthopedagogiek van de Leidse universiteit. In de periode 1983-1985 werkte ze bij de afdeling psychologie van het Glenrose Hospital in Edmonton, Canada. In 1985 keerde ze echter terug in Leiden, waar ze zes jaar later benoemd werd tot bijzonder hoogleraar. In 2001 werd deze post omgezet in een gewoon hoogleraarschap met als leeropdracht orthopedagogiek, in het bijzonder orthopedagogische hulpverlening aan kinderen en jeugdigen met ontwikkelingsstoornissen.
Ina van Berckelaer-Onnes omschrijft kinderen met een ontwikkelingsstoornis als uitermate kwetsbaar. Zij, maar zeer zeker ook de ouders hebben specifieke hulp nodig. Autisme is een neurobiologische stoornis die vergaande consequenties heeft voor opvoeding en onderwijs, stelt Van Berckelaer
Mede door het pionierswerk van Ina van Berckelaer-Onnes wordt autisme in brede kring als orthopedagogische vraagstelling erkend en bestudeerd.
In 2005 ontving Van Berckelaer-Onnes de Piet Vroon Prijs voor de manier waarop ze de resultaten van wetenschappelijk onderzoek toegankelijk heeft gemaakt voor een breed publiek.
Ina van Berckelaer-Onnes werd met haar emeritaat in juni 2007 benoemd tot Officier in de orde van Oranje Nassau.
bron: Wikipedia
Klik HIER om haar volgende artikel in te zien:
‘Autisme: van beeldvorming naar evidence-based (be)handelen: een proces in ontwikkeling’.
BARON - COHEN (Simon Baron-Cohen)
Simon Baron-Cohen (Londen, 15 augustus 1958) is een Brits hoogleraar ontwikkelingspsychopathologie in de afdelingen psychiatrie en experimentele psychologie aan de universiteit van Cambridge. Hij is een autoriteit in het onderzoek naar het autismespectrum. Hij staat mee aan het hoofd van het Autism Research Centre van de universiteit in Cambridge.
Opleiding en persoonlijk leven:
Baron-Cohen studeerde aan de New College in Cambridge en behaalde een master of Philosophy voor de studie klinische psychologie aan de King's College London. Hij behaalde zijn PhD voor psychologie aan de University College London. Zijn promotor was Uta Frith.
Hij is gehuwd en heeft drie kinderen. Zijn zoon Sam is een komisch acteur en schrijver, zijn dochter Kate is een singer-songwriter. Zijn broers Ashley en Dan zijn filmmakers. Hij is een neef van componist en muzikant Erran Baron Cohen en van komisch acteur Sacha Baron Cohen.
Onderzoek:
Baron-Cohen publiceerde samen met Uta Frith en Alan Leslie een eerste onderzoek naar het verband tussen een vertraagde ontwikkeling van de theory of mind bij kinderen met autisme. Het drietal ontwikkelde de Sally en Anne-test en deden er onderzoek naar.
In zijn latere carrière ontwikkelde hij de hypothese dat autisme een vorm is van het hebben van een "extreem mannelijk brein" waarbij autisme verklaard wordt aan de hand van genderverschillen. De theorie is dat gemiddeld meer vrouwen dan mannen goed zijn in het empathiseren en dat gemiddeld meer mannen dan vrouwen goed zijn in het systematiseren. Mensen met autisme zouden volgens de hypothese een uitgesproken vorm van systematiseren vertonen en dus aan het uiteinde van het typische mannelijke profiel zitten. De theorie is niet zonder controverse. Sommigen twijfelen of de typische mannelijke kenmerken in de algemene bevolking zo uitgesproken zijn omdat sommige studies de resultaten minimaliseren.
Hij creëerde met deze theorie in gedachte de Autisme spectrum quotient-test, een screentest met vijftig vragen.
In zijn boek Autisme en Asperger Syndroom: De stand van zaken maakt hij een opsomming van een breed scala van gedragsuitingen die vaak voorkomen bij autisme, in de categorieën motoriek, repetitief gedrag, taal en communicatie, sociale vaardigheden en cognitieve processen. Daarbij geeft hij aan dat de meeste gedragsuitingen te verklaren zijn met zijn empathiseren-systematiseren theorie, in tegenstelling tot de hypotheses theory of mind en drie andere theorieën.
Baron-Cohen lanceerde een onderzoeksproject naar een mogelijk verband tussen autisme en een hoog foetaal testosteron. Moeders en kinderen werden gevolgd waarvan de moeder een vruchtwaterpunctie ondergaan had, om de individuele verschillen na te gaan tijdens de zwangerschap en de latere ontwikkeling van het kind. Er werd in 2007 geconcludeerd dat er een verband bestaat tussen het foetaal testosteron en de ontwikkeling van bepaalde autistische kenmerken, echter Baron-Cohen geeft aan dat er verder onderzoek nodig is, omdat de kinderen met een hoog foetaal testosteron, autistische kenmerken hadden, maar niet autistisch waren.
Hij is de stelling genegen dat autisme geen stoornis is, maar dat autistische kinderen zich enkel anders ontwikkelen dan doorsnee kinderen.
bron: Wikipedia
BUPROPION (ook de werkzame stof in Wellbutrin)
Wat doet dit medicijn en waarbij wordt het gebruikt?
Bupropion is een ontwenningsmiddel en een antidepressivum. Het regelt in de hersenen de hoeveelheid noradrenaline (norepinefrine) en dopamine. Deze lichaamseigen stoffen spelen een rol bij emoties en stemmingen.
Bupropion verbetert de stemming en helpt bij stoppen met roken.
Artsen schrijven het voor bij rookverslaving en bij depressie.
Klik HIER voor meer informatie.
BEGRIPSNIVEAUS
Communiceren doet iedereen. Het is namelijk informatie uitwisselen. Het is het duidelijk maken van je wensen, mening, behoeftes. Je hebt een boodschap, die je overbrengt naar een ander. De ander begrijpt dit en geeft wellicht een boodschap terug. Het is voor mensen een belangrijke behoefte in het leven.
Het is ook mogelijk dat de communicatie fout gaat, je begrijpt elkaar niet. Wie niet goed zijn boodschappen kan overbrengen, raakt gefrustreerd, somber en eenzaam.
Communicatie zie je al vanaf de geboorte. Er wordt dan gelijk totaal gecommuniceerd. Mensen kijken naar een baby, wijzen, houden het vast. En het kind herkent daar al snel iets in waardoor het zich goed voelt.
Totaal communiceren wil zeggen dat je op verschillende manieren je boodschap overbrengt. Deze vormen worden tegelijk of naast elkaar gebruikt.
Voorbeelden van communicatievormen zijn:
Mimiek, lichamelijk contact, oogcontact, melodie, intonatie, voorwerpen, foto’s, pictogrammen, tekeningen, spraak en gebaren.
De beste manier om je boodschap over te brengen is door totaal te communiceren. Dit houdt in dat alle manieren zijn toegestaan zodat je boodschap goed overkomt. Hierdoor is de kans op een geslaagde communicatie veel groter. Het niveau van je communicatie moet altijd aangepast zijn aan diegene met de meeste communicatieproblemen, aan diegene met het laagste communicatieniveau. Want diegene kan zich niet aanpassen aan jouw (hogere) niveau.
Niet alle mensen kunnen dus met alle vormen overweg. Waar is dat van afhankelijk?
Dit is afhankelijk van spraak/taalproblemen, intelligentie, motoriek, zintuiglijke waarneming, psychische aspecten (vermoeidheid, concentratie) en communicatieniveau.
Wat zijn begripsniveaus / communicatieniveaus?
Er zijn 4 niveaus, namelijk sensatie, presentatie, representatie en metarepresentatie.
Sensatieniveau:
Een pasgeboren baby communiceert onmiddellijk op sensatieniveau. Sommige mensen blijven altijd op dit niveau communiceren.
Hierbij zijn de sensaties het belangrijkste, dit wil zeggen alle prikkels van de zintuigen. Dus geuren, geluiden, voelen, proeven en zien van o.a. bewegingen, licht. Er wordt geen betekenis aan gekoppeld. Het is de eerste letterlijke waarneming. Ook mensen worden op die manier waargenomen. Ze hebben nog geen naam of functie. Mensen zijn als effectmateriaal; “ik schreeuw en het reageert”.
Mensen die op dit niveau communiceren, kun je niet voorbereiden op de toekomst of veranderingen. Je kunt ze wel herkenning geven, waardoor ze zich meer op hun gemak voelen of minder angstig zijn. Denk daarbij aan vaste voorwerpen, vaste tijdstippen, vaste volgorde van activiteiten, geuren en routines. Dus structuur en dagritme met herhalende sensaties. Bijvoorbeeld een fles voor een kind op dit niveau is een speeltje. Het heeft geen betekenis, het verwijst niet naar drinken. Maar dezelfde fles, op dezelfde tijdstippen met de bekende geur van melk, gegeven door moeder in de huiskamer, geeft een gevoel van vertrouwen en herkenning.
Op dit niveau wordt aan de communicatie door de gesprekspartner betekenis verleend. Het kind huilt, moeder denkt dat het honger heeft.
Presentatieniveau:
Wanneer iemand zich al wat verder ontwikkelt binnen de communicatie, krijgt hij al meer grip op de omgeving. De situatie geeft de
persoon informatie over wat de bedoeling is. Hij neemt nog wel letterlijk waar. Hij kan zich niet iets verbeelden wat er niet is. Dus een beker is pas een ding waar je uit kunt drinken als er ook echt drinken inzit.
Voorwerpen hebben nog geen verwijzende functie. Ze worden wel herkend na veelvuldig aanbieden en passend binnen de situatie.
Deze mensen op dit communicatieniveau kunnen herkenning tijdens de dag ondersteund krijgen met symbolen. Deze symbolen zijn aan te bieden in de vorm van inpuzzelen en matchen.
Inpuzzelen: twee voorwerpen die in elkaar of op elkaar passen.
Op dit niveau moet men associaties (relaties) voelen met het lichaam, waardoor herkenning optreedt.
Voorbeeld:
Het kind puzzelt een beker in een houder en de drinkactiviteit begint.
Één stap moeilijker is matchen: twee dezelfde voorwerpen/ pictogrammen/ foto’s/ tekeningen worden bij elkaar gelegd. Op dit niveau is sorteren van gelijken al goed mogelijk. De persoon gaat hierbij uit van de letterlijke waarneming, hoe iets eruit ziet.
Voorbeeld:
Het kind legt een pictogram op dezelfde pictogram en wordt verschoond
De tafel wordt gedekt. De cliënt weet door de situatie dat er gegeten gaat worden.
Op dit niveau heeft de taal heeft nog geen betekenis. Hierbij kan wel herkenning optreden nadat een woord veelvuldig aan een voorwerp of activiteit wordt gekoppeld. Spreken is vaak imitatie.
Tijdsbesef is moeilijk voor deze mensen.
Let op dat ze vaak informatie niet kunnen negeren, omdat ze alle prikkels waarnemen. Dit komt omdat ze er geen of met moeite betekenis aan kunnen verlenen. Alles lijkt even belangrijk. Hierdoor wordt er bij veel prikkels weinig goed verwerkt. Het is belangrijk dat dingen na elkaar worden aangeboden. Dus bijvoorbeeld eerst het voorwerp, dan het gebaar, dan het woord en dan samen ermee spelen.
Voorbeelden van spelletjes op dit niveau zijn eenvoudige (insteek)puzzels, sorteerspelletjes, lottokaarten, 2 dezelfde zoeken.
Representatieniveau:
Op dit niveau wordt de verwijzende functie begrepen. Dus een beker betekent “we gaan drinken”. De situatie er om heen is veel minder van belang. Verwijzers kunnen worden gebruikt om een andere situatie of activiteit te voorspellen. Mensen die op dit niveau communiceren kunnen zich dingen verbeelden. Afhankelijk van interesses en mogelijkheden kan er gebruik gemaakt worden van voorwerpen, foto’s, pictogrammen, tekeningen.
Verscheidene informatie kan worden samengevoegd tot een betekenisvol geheel.
Ook de taal wordt nu begrepen. Hierin zijn nog wel grote onderlinge verschillen. De taalleeftijd hoeft niet gelijk te lopen met de kalenderleeftijd of ontwikkelingsleeftijd.
Symbolen worden begrepen, dus ook is het mogelijk (afhankelijk van IQ en interesses) iemand te leren lezen en schrijven.
Bijvoorbeeld:
-met pictogrammen kan iemand zelfstandig boodschappen doen.
Ze weet wat ze nodig heeft.
-Moeder schrijft op dat ze naar de winkels is. De dochter leest dit
en weet nu waar haar moeder is.
-De jongen pakt de beker. Hij wil drinken.
Spelletjes op dit niveau kunnen zijn: memory, kwartet, bingo, categoriseren, oorzaak-gevolg, spelletjes van het presentatieniveau. Bij dit niveau passen ook oefeningen voor o.a. woordenschat en taalbegrip, stappenplannen, reminders en takenborden.
Metarepresentatieniveau:
Op dit niveau kan men spelen met taal en betekenis. De tweede betekenis wordt toegekend. Zo kan een beker een hoedje worden (bewust), kunnen taalgrapjes en spreekwoorden begrepen worden.
Zie ook het ‘onderzoeksformulier begripsniveaus’ op deze site,
in de bijlagen op de pagina ‘©’.