P

 

PERVASIEVE ONTWIKKELINGSSTOORNIS


Pervasieve ontwikkelingsstoornissen (Pervasive Developmental Disorders, PDD) is een term in de psychiatrie waarmee vier ontwikkelingsstoornissen plus een restgroep worden aangeduid. Met 'pervasief' wordt 'diep doordringend' bedoeld.



SOORTEN

Tegenwoordig wordt als synoniem ook wel de term autismespectrumstoornissen of autisme gebruikt, maar op etiologische gronden en gedragsclassificaties houdt dit niet voor iedereen hetzelfde in. In mei 2006 verscheen dan ook een voorstel om de categorie te herzien en onderscheid te maken tussen autistische pervasieve ontwikkelingsstoornissen en niet-autistische pervasieve ontwikkelingsstoornissen.

Er werden in het DSM-IV vier pervasieve ontwikkelingsstoornissen onderscheiden en de restgroep NAO:

  1. Autistische stoornis

  2. Syndroom van Rett

  3. Desintegratiestoornis van de kinderleeftijd

  4. Syndroom van Asperger

  5. PDD-NOS, pervasieve ontwikkelingsstoornis - niet anderszins omschreven (restcategorie).

In mei 2013 is DSM-5 ingevoerd. Sindsdien worden klassiek autisme, het syndroom van Asperger, atypisch autisme, PDD-NOS, MCDD, het syndroom van Rett en desintegratiestoornis van de kinderleeftijd als één categorie benoemd: autismespectrumstoornis.

MENTALE EN LICHAMELIJKE ELEMENTEN

Mentaal:

Op mentaal vlak hebben pervasieve stoornissen vergaande invloed op het verloop van de ontwikkeling op tal van gebieden als sociale relaties en vaardigheden, taal en voorstellingsvermogen, motoriek, (zelfbeeld,) gevoelens, spel en fantasie. Dit kan vergaande gevolgen hebben voor de beleving en het begrip van vooral de sociale omgeving, maar eigenlijk de hele dagelijkse wereld; ook de fysieke omgeving en verschijnselen. De mate waarin een autist zijn omgeving anders beleeft dan de gemiddelde mens, kan men wellicht zien als een mate van 'incompatibiliteit' met die gemiddelde mens, op het vlak van die zaak of zaken (?). Het voortdurend ervaren van (een) 'incompatibiliteit' met de (sociale) omgeving kan zo ook weer vergaande gevolgen hebben voor het zelfbeeld.


Lichamelijk:

Op lichamelijk vlak hebben deze stoornissen in meer of mindere mate gevolgen voor het afweersysteem, de endocrinologie, het vetzuurmetabolisme, het aminozuur- of purinemetabolisme, en toename van oxidatieve stress door een afwijking in de werking van de neurotransmitters.


bron: Wikipedia



PDD-NOS


PDD-NOS, voluit pervasive developmental disorder - not otherwise specified (Nederlands: Pervasieve ontwikkelingsstoornis, niet anders omschreven, afgekort POS-NAO), is een restgroep voor ontwikkelingsstoornissen, die voldoen aan criteria voor pervasieve ontwikkelingsstoornisen, maar niet voldoende kenmerken bezitten van een specifieke pervasieve ontwikkelingsstoornis. PDD-NOS maakt deel uit van het autismespectrum. Juist omdat PDD-NOS een restgroep is, kunnen verschillende kenmerken op de voorgrond staan, bijvoorbeeld die van autisme of ADHD. PDD-NOS is geclassificeerd en vastgelegd in het handboek DSM-IV-TR. Ook in het Nederlands taalgebied wordt doorgaans de Engelse afkorting PDD-NOS gebruikt.

Met de invoering van DSM 5 in mei 2013 kwam PDD-NOS als separate diagnose te vervallen; alle ontwikkelingsstoornissen (klassiek autisme, het syndroom van Asperger, atypisch autisme, het syndroom van Rett en desintegratiestoornis van de kinderleeftijd en PDD-NOS) werden samengevoegd tot één categorie: autismespectrumstoornis. In Nederland wordt ook de meervoudig complexe ontwikkelingsstoornis (McDD) hierbij gerekend (McDD staat niet apart beschreven in de DSM).

Omdat de ontwikkelingsstoornissen binnen de categorie PDD-NOS veel van elkaar verschillen en de symptomen van de afzonderlijke aandoeningen in vorm en intensiteit uiteenlopen, zijn er geen aanvullende criteria bepaald om deze stoornissen specifieker te definiëren (wat ook blijkt uit de toevoeging 'niet anders omschreven'). Om te bepalen of de stoornis binnen de categorie PDD-NOS valt, hanteert de DSM-IV de volgende criteria: er is een duidelijke achterstand of beperking in de sociale interactie; daarbij bestaan er tekortkomingen in de (non-)verbale communicatievaardigheden of is er sprake van stereotiep gedrag en interesse.[1] In de differentiaaldiagnose moet worden uitgesloten dat er sprake is van een andere pervasieve ontwikkelingsstoornis. Ook moet, met name bij volwassenen, worden uitgesloten dat de symptomen het gevolg zijn van schizofrenie, schizotypische persoonlijkheidsstoornis of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis

bron: Wikipedia



PROPRIOCEPTIE


Proprioceptie of positiezin (ook wel kinesthesie genoemd) is het vermogen van een organisme om de positie van het eigen lichaam en lichaamsdelen waar te nemen. Het woord proprioceptie komt van de Latijnse woorden proprius en perceptie (zelfwaarneming).

Het zintuig voor proprioceptie werd eind 19e eeuw ontdekt door Charles S. Sherrington.


Orthopedagoog Henk schrijft op zijn blog het volgende over proprioceptie:


Oliver Sachs beschrijft een man die voortdurend scheef liep. Hij had geen idee meer wat rechtop lopen was. Zijn lichaam vertaalde voor hem niet meer hoe hij moest lopen.
Hij kwam wel op de plaats van bestemming aan, maar op een wonderlijke manier.


Mensen met autisme hebben vaak een verstoorde proprioceptie. Dat kan mede de onhandige motoriek verklaren. Als je niet weet hoe je lichaam in elkaar zit, wat bewegingen doen, als je afstanden niet goed in kunt schatten, dan beweeg je ‘op de gok’.
Ooit was ik op bezoek in een instelling waar de wanden van de gymzaal helemaal bekleed waren. Een deel van de jongens op die instelling had geen idee wanneer ze moesten remmen als ze achter de bal aan renden. Zonder die bekleding zouden er tijdens iedere gymles gewonden vallen.


Overgevoelige proprioceptie leidt tot moeite met het hanteren van kleine voorwerpen, draait het héle lichaam om, om naar iets achter zich te kijken: 

Joshua moet een moertje om een schroefdraad draaien. Terwijl hij geconcentreerd bezig is draait zijn hele lichaam mee met de beweging van zijn hand.


Ondergevoelige proprioceptie: de persoon gebruikt lichaamskracht niet, struikelt vaak, reageert onvoldoende op de eigen lichaamssignalen, wiegen van het bovenlichaam

Filippo hangt in de stoel. Hij weet nauwelijks waar zijn benen ‘ergens’ liggen en is verbaasd als er iemand over zijn voeten struikelt.


Een variant op de proprioceptie is de introceptie. Dat is ‘naar binnen kijken’ hoe je lichaam zich voelt. Er zijn mensen die niet voelen dat ze honger hebben. Anderen stoppen niet met eten, ook niet als de maag vol zit. Dit is o.a. het geval bij het Syndroom van Prader Willy. Je ziet het verschijnsel ook bij sommige dementerende ouderen. Ook heb ik het gezien als gevolg van het gebruik van bepaalde psychofarmaca.


bron: https://henk50.wordpress.com/tag/proprioceptie/




PREVALENTIE


De prevalentie van een aandoening is het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op een specifiek moment in de bevolking.


In Nederland is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het eerst nagegaan hoe vaak autisme spectrum stoornissen (ASS) in Nederland voorkomen. Het CBS maakte bekend dat 2,8 % van de Nederlandse kinderen (4 tot 12 jaar) volgens hun ouders een ASS heeft. Fijn, eindelijk cijfers, maar om deze cijfers te interpreteren is context nodig. Is het percentage opvallend hoog? En geven deze cijfers aanleiding om te spreken van een ASS-epidemie?  Onze antwoorden zijn respectievelijk “Ja misschien” en “Nee”.


We zien dat de CBS schatting hoger lijkt dan de internationale cijfers.

Uit internationaal onderzoek van de afgelopen 20 jaar, uit voornamelijk Noord-Amerika, Groot Britannië, Japan en China, blijkt dat er geen grote internationale verschillen zijn en dat de prevalentie van ASS rond de 0,6% tot 0,7% ligt.

De meer recente en meest systematische onderzoeken wijzen op een iets hogere prevalentie, variërend van 1% tot 1,5%, dit geldt zowel voor kinderen als volwassenen.


Hoe iets onderzocht wordt, maakt uit voor de cijfers die gevonden worden. het CBS heeft ouders gevraagd aan te geven of er bij hun kind sprake was van autisme of een aanverwante ASS. Er werd niet expliciet gevraagd naar officiële diagnoses; in dit cijfer kunnen dus ook kinderen zijn opgenomen waarbij de ouders ASS vermoeden, maar waarbij het niet officieel is vastgesteld.
Uit een vervolgvraag in het CBS onderzoek bleek 70% van de 2,8% in behandeling te zijn i.v.m. hun ASS diagnose, oftewel 1,9%. Dit percentage komt al dichter in de buurt van de prevalentiecijfers zoals deze internationaal worden gerapporteerd.


bron: www.autisme.nl (NVA = Nederlandse Vereniging voor Autisme)





PIPAMPERON


Wat doet dit medicijn en waarbij wordt het gebruikt?


De werkzame stof in Pipamperon is pipamperon.


Pipamperon behoort tot de klassieke antipsychotica. Het vermindert in de hersenen het effect van de natuurlijk voorkomende stof dopamine. Hierdoor nemen psychosen en onrust af.

Artsen schrijven het voor bij psychose, schizofrenie en onrust.


Klik HIER voor meer informatie.





PICTOGRAMMEN


Pictogrammen zijn verwijzende afbeeldingen (soort logo’s) die kunnen worden ingezet om naar een bepaalde handeling of activiteit te verwijzen.

Klik HIER voor meer informatie over pictogrammen, de inzet ervan en aan welke criteria e.e.a. moet voldoen.

Klik HIER om naar de site van ‘sclera’ te gaan, hier vind je veel pictogrammen.